VERBINDINGEN PROGRAMMA -HULPBESTAND

Dit programma bepaalt de maximale rekenwaarde van de snedekracht per verbindingsmiddel, afhankelijk van het type en afmeting van het verbindingsmiddel. De gesommeerde rekenwaarden van alle verbindingsmiddelen in een verbinding kan groter zijn dan de capaciteit van de staaf zelf. Voorts is het mogelijk dat de capaciteit van een verbinding met meerdere verbindingsmiddelen lager is dan de gesommeerde rekenwaarden van alle verbindingsmiddelen apart. In EN1995-1-1, hoofdstuk 8.1.2 en annex A van betreffende norm worden hier richtlijnen voor gegegeven.

Doordat het programma slechts de kracht per verbindingsmiddel bepaalt kan een gecombineerde bezwijkvorm niet met het programma Verbindingen worden bepaald. De constructeur dient in alle gevallen zelf te controleren of deze vorm van bezwijken kan optreden.

Door het gebruik van dit programma vrijwaart de gebruiker de VHC en de maker van aansprakelijkheid ten aanzien van constructies, die met behulp van dit programma zijn berekend.

Benodigde software:Het programma VerbWinEC5.exe

De factoren kmod en γM worden gebruikt om de representatieve waarden om te rekenen naar rekenwaarden volgens Xd = Xk * (kmod / γM).

Modificatie-factor kmod

De belastingsduurklasse en de klimaatklasse worden gebruikt voor de bepaling van de factor kmod. De klasse-indeling (Blijvend, Lang, Middellang, Kort, Zeer kort) m.b.t. de belastingsduur en de klimaatklasse-indeling (1, 2, 3) m.b.t. het vochtgehalte in het hout worden weergegeven in EN1995-1-1/NB, Art.2.3.1.2 en EN1995-1-1, Art.2.3.1.3

De modificatie-factor kmod wordt weergegeven in EN1995-1-1, Art.3.1.3

Materiaal-factor γM:

De materiaalfactor γM zoals in EN1995-1-1, Art.2.4.1. Voor hout en verbindingen geldt voor de uiterste grenstoestand een γM = 1.3 en voor de bruikbaarheids grenstoestand een γM van 1.0. In dit programma wordt de snedekracht bepaald in de uiterste grenstoestand.

De representatieve waarden van de materiaaleigenschappen van hout zijn afhankelijk van de sterkteklasse, waarin het hout is ingedeeld. Deze indeling vindt plaats aan de hand van drie criteria: de buigsterkte, de volumieke massa en de elasticiteitsmodulus, evenwijdig aan de vezel van het hout. Na onderzoek van het hout zijn deze waarden bekend en kan het hout in een van de sterkteklassen worden ingedeeld, zoals weergegeven in een relevante norm, zoals EN338. Voor zover geen gegevens van de sterkteklasse van een toegepaste houtsoort bekend zijn zal deze door een erkend instituut moeten worden bepaald aan de hand van een representatieve steekproef. Constructief hout zal uiteindelijk altijd CE gemarkeerd moeten worden met een verwijzing naar betreffende norm en sterkteklasse

NEN-EN 338 / Naaldhout: Sterkteklassen C14 .. C50

In deze categorieën zijn de naaldhoutsoorten ondergebracht. Het kan echter ook zijn dat loofhoutsoorten een C-sterkteklasse hebben, zoals populierenhout of rode meranti Het meest gebruikte Europees naaldhout is ingedeeld in de sterkteklassen C18 of C24

NEN-EN 338 / Loofhout: Sterkteklassen GL..

In deze categorieën zijn de loofhoutsoorten ondergebracht.

NEN-EN 14080 / Gelamineerd hout: Sterkteklassen GL..(h/c)

In deze categorieën zijn gelamineerde houtprodukten ondergebracht.

Algemeen

Berekend wordt de rekenwaarde van een enkele verbindingsmiddel van een houten of stalen onderdeel aan of in een houten (midden-)deel. In de relevante norm (NEN-EN 1995-1-1) worden de begrippen verduidelijkt in hoofdstuk 8. In het programma kan dit worden aangegeven en dit is bepalend voor de berekeningswijze.

Enkelsnedige verbinding:

Een enkelsnedige verbinding is ter plaatse van de verbinding slechts aan een zijde met een ander onderdeel verbonden, zodat de krachtsoverdracht via één snede verloopt. In combinatie met houten of stalen onderdelen kunnen de volgende verbindingen worden berekend:
         - Hout op hout verbinding
         - Staal op hout verbinding

Dubbelsnedige verbinding:

Een dubbelsnedige verbinding bestaat tenminste uit drie staafdelen, zodat de krachtsoverdracht door twee sneden tot stand komt. In combinatie met houten of stalen onderdelen kunnen de volgende verbindingen worden berekend:
         - Hout op hout verbinding
         - Staal op hout verbinding
         - Staal in hout verbinding

Bij de toepassing van nieten is er sprake van een enkelsnedige verbinding maar per niet worden wel twee sneden (nietpoten) belast.

Randafstand, eindafstand en tussenafstand:

Randafstanden zijn afmetingen vanaf het verbindingsmiddel tot de staafrand, gemeten loodrecht op de vezelrichting van de staaf. Randafstanden kunnen zowel onbelast als belast zijn.(a4,c of a4,t).
Eindafstanden zijn afmetingen vanaf het verbindingsmiddel tot het staafeind, gemeten evenwijdig met de vezelrichting van de staaf. Eindafstanden kunnen zowel onbelast als belast zijn.(a3,c of a3,t).
Bij toepassing van meer dan een verbindingsmiddel moet rekening worden gehouden met minimale tussenafstanden. (a1 en a2)

In de norm, tabel 8.2 en figuur 8.7, wordt een en ander verduidelijkt.

Verbinding met meer dan één verbindingsmiddel:

Er moet rekening mee zijn gehouden dat de sterkte van een verbinding met meer dan één verbindingsmiddel van hetzelfde type en afmeting kleiner kan zijn dan de som van de sterkte van elk verbindingsmiddel afzonderlijk. Daartoe dient de effectieve karakteristieke sterkte van in één rij evenwijdig aan de vezelrichting geplaatste verbindingsmiddelen te zijn vermenigvuldigd met de waarde nef. De waarde nef is het meewerkend aantal verbindingsmiddelen in één rij evenwijdig aan de vezelrichting en wordt per type verbindingsmiddel bepaald.

Programma verbindingen NEN-EN 1995-1-1

Met het programma VerbWinEC5 kan de rekenwaarde van de effectieve sterkte van een verbindingsmiddel worden bepaald. Deze waarde is afhankelijk van het type verbinding en van het toegepaste verbindingsmiddel.

De onderstaande verbindingsmiddelen kunnen worden toegepast.

  • Draadnagels
  • Houtschroeven
  • Bouten
  • Stiften
  • Houtdraadbouten
  • Nieten

Gangbare afmetingen

Algemeen gangbare afmetingen zijn:

2.0x 40
2.2x 45
2.4x 50
2.7x 50 2.7x 55
3.0x 55 3.0x 65 3.0x 80
3.5x 65 3.5x70 3.5x 80
4.0x 90 4.0x100
4.5x100
5.0x110 5.0x125
5.5x125 5.5x140
6.0x160
6.5x180
7.0x200

Conform NEN-EN 1995-1-1, Art.8.3 mogen alleen draadnagels met dnom <= 8.0 mm worden toegepast. Draadnagels met dnom > 8.0 mm worden beschouwd als bouten.

Algemene voorwaarden:

De algemene voorwaarden voor draadnagels worden vermeld in NEN-EN 1995-1-1, Art.8.3.

Rand- en tussenafstanden:

De randafstanden en tussenafstanden voor draadnagels worden vermeld in NEN-EN 1995-1-1, Art 8.3.1.2 (5)

Hechtlengte

De hechtlengte lhec,2 voor gladde draadnagels is minimaal : lhec,2 > 8 * dnom en de minimale hechtlengte voor geprofileerde nagels is minimaal lhec,2 > 4 * dnom. Zie voor overige voorwaarden NEN-EN 1995-1-1, Art. 12.3.3 t/m 12.3.9.

Koordwerking

Koordwerking wordt bepaald uit FAx,Rk met een ontbondene uit 14° met tan(14) = 0.25, rekening houdend met het in de norm gegeven aandeel. FAx,Rk wordt bepaald met inachtneming van 8.2.2.(2). De kleinste van FAx,Rk per kant van de snede is de bepalende waarde.

Bij staal-op-houtverbindingen wordt een fictieve volgring van 3 * dnom in rekening gebracht. Hiermee wordt dan de waarde FAx,Rk uit de fc,90,k, bepaald.

Gangbare afmetingen

Algemeen gangbare afmetingen zijn:

3.0 x 10 3.0 x 12 3.0 x 16 3.0 x 20 3.0 x 25 3.0 x 30 3.0 x 35 3.0 x 40
3.5 x 10 3.5 x 12 3.5 x 16 3.5 x 20 3.5 x 25 3.5 x 30 3.5 x 40 3.5 x 45 3.5 x 50 3.5 x 60
4.0 x 10 4.0 x 12 4.0 x 16 4.0 x 20 4.0 x 25 4.0 x 30 4.0 x 35 4.0 x 40 4.0 x 45 4.0 x 50 4.0 x 60 4.0 x 70 4.0 x 80
4.5 x 20 4.5 x 25 4.5 x 30 4.5 x 35 4.5 x 40 4.5 x 45 4.5 x 50 4.5 x 60
5.0 x 20 5.0 x 25 5.0 x 30 5.0 x 35 5.0 x 40 5.0 x 45 5.0 x 50 5.0 x 60 5.0 x 70 5.0 x 80 5.0 x 90 5.0 x 100
5.5 x 25 5.5 x 30 5.5 x 40 5.5 x 45 5.5 x 50 5.5 x 60 5.5 x 70 5.5 x 80 5.5 x 90 5.5 x 100
6.0 x 30 6.0 x 35 6.0 x 40 6.0 x 45 6.0 x 50 6.0 x 60 6.0 x 70 6.0 x 80 6.0 x 90 6.0 x 100
7.0 x 50 7.0 x 60 7.0 x 100

Conform NEN-EN 1995-1-1, Art.8.7.1(4) en (5) worden houtschroeven met dnom <= 6.0 mm beschouwd als draadnagels en houtschroeven met dnom > 6.0 mm beschouwd als bouten.

Algemene voorwaarden:

De algemene voorwaarden voor houtschroeven worden vermeld in NEN-EN 1995-1-1,Art.8.7
Deze voorwaarden sluiten snelbouwschroeven uit.

Rand- en tussenafstanden:

De randafstanden en tussenafstanden voor houtschroeven worden vermeld in NEN-EN 1995-1-1 conform de voorwaarden behorende bij de diameter van de houtschroef.

Hechtlengte

De hechtlengte lhec,2 voor houtschroeven is minimaal lhec,2 > 6 * dnom. Bij schroeven en houtdraadbouten kan worden gekozen tussen houtschroeven met volledig schrroefdraad (100%) en houtschroeven met shroefdraad over een lengte van 0.6 x lverb (60%). De waarde van lhec,2 wordt dus ook getoetst aan lschroefdraad, oftewel aftrek deel gladde schacht. Zie voor overige voorwaarden NEN-EN 1995-1-1, Art. 8.7.2

Koordwerking

Koordwerking wordt bepaald uit Fax,Rk met een ontbondene uit 14° met tan(14) = 0.25, rekening houdend met het in de norm gegeven aandeel. De waarde Fax,Rk wordt bepaald met in acht neming van art. 8.2.2.(2). De kleinste waarde van Fax,Rk per kant van de snede is de bepalende waarde.

Bij staal-op-houtverbindingen houtschroeven wordt een fictieve volgring van 3 * dnom in rekening gebracht. Hiermee wordt dan de waarde Fax,Rk uit de fc,90,k, bepaald.

Bij houtschroeven wordt de Fax,Rk van het linkerdeel (= inbrengdeel) bepaald als een gladde draadnagel. De bepaling van de waarde Fax,Rk volgt uit formule (8.38).

Gangbare afmetingen

Algemeen gangbare boutdiameters zijn:

8mm 10mm 12mm 16mm 20mm 24mm 27mm 30mm

De gegeven boutlengte is de dikte van de totale verbinding.

De totale boutlengte is afhankelijk van de totale dikte van de verbinding, vermeerderd met eventuele volgringen en de toe te passen moer(-en).

Algemene voorwaarden:

De algemene voorwaarden voor bouten worden vermeld in NEN-EN 1995-1-1,Art.12.5.1. Bouten moeten worden toegepast in passende gaten, met maximaal een 0,5 mm grotere diameter dan dnom,bout. Onder een boutkop of moer ter plaatse van een houten staafdeel moeten volgplaten worden toegepast met een zijde-afmeting >= 3 * dnom,bout en een dikte >= 0,3 * dnom,bout.

Rand- en tussenafstanden:

De randafstanden en tussenafstanden voor draadnagels worden vermeld in NEN-EN 1995-1-1, Art 12.5.2.

Hechtlengte

De hechtlengte lhec voor bouten wordt gedefinieerd in NEN-EN 1995-1-1 Art 12.5.3 . Zie voor overige voorwaarden NEN-EN 1995-1-1, Art. 12.5.3 t/m 12.5.9

Koordwerking

Koordwerking wordt bepaald uit Fax,Rk met een ontbondene uit 14° met tan(14) = 0.25, rekening houdend met het in de norm gegeven aandeel. De waarde Fax,Rk wordt bepaald met in acht neming van art. 8.2.2.(2). De kleinste waarde van Fax,Rk per kant van de snede is de bepalende waarde.

Bij staal-op-houtverbindingen wordt een bijpassende volgring conform DIN in rekening gebracht. Hiermee wordt dan de waarde Fax,Rk uit de fc,90,k, bepaald.

Gangbare afmetingen

Tabel met gangbare afmetingen: Algemeen gangbare stiftdiameters zijn:
8, 10, 12, 14, 16, 18, 20, 22, 24 en 30 mm.

Algemene voorwaarden:

De algemene voorwaarden voor stiften worden vermeld in NEN-EN 1995-1-1,Art.12.6.1. Stiften moeten worden toegepast in gaten, met maximaal een 0,5 mm kleinere diameter dan dnom,stift. De verbinding moet opgesloten worden door een extra bout of een stift met draad aan de einden.

Rand- en tussenafstanden:

De randafstanden en tussenafstanden voor stiften worden vermeld in NEN-EN 1995-1-1, Art 12.6.2.

Hechtlengte

De hechtlengte lhec voor stiften wordt gedefinieerd in NEN-EN 1995-1-1 Art 12.6.3
Zie voor overige voorwaarden NEN-EN 1995-1-1, Art. 12.6.3 t/m 12.6.9

Koordwerking

Voor verbindingen met stiften wordt het aandeel uit koordwerking op 0% gesteld.

Gangbare afmetingen

Algemeen gangbare afmetingen zijn:

6 x 35 6 x 40 6 x 45 6 x 50 6 x 55 6 x 60 6 x 65 6 x 70 6 x 80 6 x 90 6 x 100 6 x 110 6 x 120
7 x 35 7 x 40 7 x 50 7 x 60 7 x 70 7 x 80 7 x 90 7 x 100 7 x 110 7 x 120 7 x 130 7 x 140 7 x 150
8 x 35 8 x 40 8 x 45 8 x 50 8 x 55 8 x 60 8 x 65 8 x 70 8 x 80 8 x 90 8 x 100 8 x 110 8 x 120 8 x 130 8 x 140 8 x 150 8 x 160
10 x 40 10 x 45 10 x 50 10 x 55 10 x 60 10 x 70 10 x 80 10 x 90 10 x 100 10 x 110 10 x 120 10 x 130 10 x 140 10 x 150 10 x 160 10 x 180 10 x 200 10 x 220
12 x 45 12 x 50 12 x 60 12 x 70 12 x 75 12 x 80 12 x 90 12 x 100 12 x 110 12 x 120 12 x 130 12 x 140 12 x 150 12 x 160 12 x 180 12 x 200
16 x 60 16 x 70 16 x 80 16 x 90 16 x 100 16 x 110 16 x 120 16 x 140 16 x 160 16 x 180 16 x 200
20 x 120 20 x 140 20 x 160 20 x 180 20 x 200

Algemene voorwaarden:

De algemene voorwaarden voor houtdraadbouten worden vermeld in NEN-EN 1995-1-1,Art.12.7.1. Houtdraadbouten moeten worden voorgeboord met twee verschillende boordiameters. Als de kop aansluit op een houten staafdeel moet een volgplaat worden toegepast met zij-afmeting van 3 * dnom en een dikte van 0,3 * dnom.

Rand- en tussenafstanden:

De randafstanden en tussenafstanden voor houtdraadbouten worden vermeld in NEN-EN 1995-1-1, Art 12.7.2.

Hechtlengte

De hechtlengte lhec,2 voor houtdraadbouten is minimaal lhec,2 > 4 * dnom. Bij schroeven en houtdraadbouten wordt uitgegaan van schroefdraad over een lengte van 0.6 x lverb. De waarde van lhec,2 wordt dus ook getoetst aan lschroefdraad. Oftewel aftrek deel gladde schacht.

Zie voor overige voorwaarden NEN-EN 1995-1-1, Art. 12.7.3 t/m 12.7.9

Koordwerking

Koordwerking wordt bepaald uit Fax,Rk met een ontbondene uit 14° met tan(14) = 0.25, rekening houdend met het in de norm gegeven aandeel. De waarde Fax,Rk wordt bepaald met in acht neming van art. 8.2.2.(2).
De kleinste waarde van Fax,Rk per kant van de snede is de bepalende waarde.

Bij staal-op-houtverbindingen wordt een bijpassende volgring conform de DIN in rekening gebracht. Hiermee wordt dan de waarde Fax,Rk uit de fc,90,k, bepaald.

Algemene voorwaarden:

De nieten die mogen worden toegepast hebben een dikte van 1.00 tot en met 2.00 mm. Dit conform de “Richtlijn voor het ontwerpen en vervaardigen van houtverbindingen met nieten” zoals is opgesteld door de VHC (vereniging houtconstructeurs) en is weergegeven in het blad “De Houtconstructeur” , uitgave 1999-2 , blz.48.

Rand- en tussenafstanden:

De randafstand sr,0 > 10 * dnom
De hart op hart afstand evenwijdig is afhankelijk van de hellingshoek van de niet.
Voor een hoek > 45° geldt sa,0 > 15 * dnom en
voor een hoek < 45° geldt sa,0 > 20 * dnom
De minimale afstand tussen de nieten bedraagt 75 mm. Aanbevolen wordt de maximale afstand niet groter te nemen dan 300 mm.

Hechtlengte

De hechtlengte voor nieten is minimaal : lhec > 14 * dnom.

Koordwerking

Voor verbindingen met stiften wordt het aandeel uit koordwerking op 0% gesteld.

versie 1.0.01 2018